Zouden ze het weten de nieuwe bewoners van de Belcrum? Zouden ze een idee hebben van de meren van bloed die zich onder hun huizen bevinden?
Van de massamoorden die zich letterlijk in hun achtertuinen hebben afgespeeld? Ik denk het niet, anders zou je er niet gaan wonen.
Nu weet ik wel degelijk wat daar is gebeurd op de hoek van de Speelhuislaan en de Van Rijckevorselstraat.
Fred, achternaam onbekend, was veertien jaar oud en net zoals ieder zomerreces zocht hij een vakantiebaantje. Zijn Oom Kees werkte in het slachthuis en daar konden ze hardaanpakkende jongens zoals Fred goed gebruiken. Van vlees wist Fred niet veel meer dan dat het in de schappen van de supermarkt lag. Dat zou snel gaan veranderen.
hij herinner zich zijn eerste werkdag op het terrein van het Slachthuis Breda. Er hing een penetrante pislucht, vermengd met bloed en zweet. Hij hoorde schreeuwende varkens en huilende koeien. Hij zag grote mannen met schorten en laarzen invalide varkens uit een vrachtwagen trappen. Middenin dit afschrikwekkend pallet van indrukken liep hij dan als kleine tiener in zijn witte pakje wat verdoofd rond.
Aardbeien plukken was zo slecht nog niet, maar daar kon hij bij zijn ouders niet mee aankomen. Oom Kees nam hem mee aan de arm en liet hem de geoliede doodsmachine van nabij zien. Kees zag varkens en koeien allang niet meer als levende dieren. Varkens waren nog relatief goed af in deze fabriek. Eenmaal binnen kregen ze tienduizend volt op de kop om daarna met een haak achter de achillespees ondersteboven te worden opgetakeld. Dan kwam je bij de 'Prikker': een man die de hele dag niets anders deed dan met een mes in de halsslagader van varkens prikken. Fred hoopt voor hem dat god geen varken is.
Daarna gingen de varkens door een soort van oven waar de haren werden afgebrand en vervolgens door een bad. Hij zag dat sommige varkens zelfs nu nog bewogen en vroeg ome Kees hoe dat kon. "Och, dat zijn stuiptrekkingen", lachte hij, maar zijn knipoog naar een collega deed anders vermoeden.
Oom Kees zelf had ook een 'wereldbaan'. Hij mocht met een gigantische hakbijl de varkens door midden slaan en deed dat als geen ander. En hier kwam Fred’s taak voor de komende weken. Hij moest de ingewanden opvangen in een bak en daarna sorteren. Met blote handen door een smurrie van uitwerpselen, dikke en dunne darmen en nog volle magen. Het braken stond me nader dan het lachen.
De varkensdood wende. Er gingen er immers honderden per dag doorheen. Na drie weken keek ook hij niet meer op of om bij een doodsschreeuw. Alles went. Tot hij in een ander gedeelte van het slachthuis verzeild raakte. Hier werden koeien en paarden naar de andere wereld geholpen. Oom Kees had me ten strengste verboden hier binnen te gaan. De nieuwsgierigheid won het zoals altijd. hij zag een prachtig oud paard, blonde lokken over de ogen. Het werd door vier man tussen een stellage geleid zodat het geen kant op kon. Althans, met een trap van haar machtige poten had ze alles omver gekregen maar ze bewoog zich amper. In haar ogen las Fred berusting. Ze bleef me aankijken toen een man een groot apparaat op haar voorhoofd zette. en er een enorme knal volgde. Terwijl het paard ineen zonk zette Fred het op een rennen en is nooit meer teruggekeerd.
Zouden ze het weten daar in de Belcrum? Fred denkt van niet. Alhoewel hij laatst een bewoner hoorde klagen dat 's nachts de riolering zo'n merkwaardig geluid maakt. Het deed hem een beetje denken aan het loeien der koeien.
Op de plek waar vroeger het slachthuis stond is nu het speeltuintje.